Afbeelding
‘U liegt’ versus ‘ik begrijp uw standpunt, maar…’
De lijsttrekkersdebatten in de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen 2010 zorgden voor veel commentaar. Al na het eerste debat ontstond het beeld dat Cohen zijn mannetje niet goed wist te staan tegenover zijn opponenten Rutte en Wilders. Een beeld dat na de volgende debatten nauwelijks is bijgesteld. Was het gebrek aan ervaring of ging het om verschillende debatstijlen? En in hoeverre spelen beleefdheidsfenomenen een rol?Een lijsttrekkersdebat is bij uitstek een verbale wedstrijd waarbij het draait om wie zijn standpunten het meest overtuigend weet over te brengen aan het publiek en zijn opponent het beste de mond weet te snoeren. Debaters moeten daarnaast ook de sympathie van het publiek weten te veroveren. Het publiek bepaalt uiteindelijk wie het debat wint, en aan wie het zijn stem geeft in het kieshokje.Bij het analyseren van debatten kunnen beleefdheidsfenomenen als nuttig uitgangspunt dienen. Beleefdheid – hoe gezapig het misschien ook klinkt – staat voor sociale codes in de dagelijkse omgang; het is het sociale smeermiddel tussen personen, van een-op-een-relaties tot hele groepen binnen de maatschappij. Wie de codes juist toepast wordt sympathieker. Waar het in het kort bij beleefdheid op neerkomt, is dat je de ander zo veel mogelijk vrij laat en zo min mogelijk iets oplegt en dat je de ander geen gezichtsverlies laat lijden.
Beleefdheid in debatten
Willen winnen van een ander, is op zichzelf een onbeleefde doelstelling: in plaats van de ander de ruimte te geven en de eer en glorie te gunnen, probeer je juist de ander de pas af te snijden. Beleefdheid en competitie lijken dus haaks op elkaar te staan. Maar ook de spelregels bij een competitie hebben trekken van beleefdheid. Hoewel de formele regels bij een lijsttrekkersdebat er vooral op neerkomen dat de deelnemers zich houden aan wat de debatleider zegt, en dan vooral wat betreft de beurtwisseling en het topic, beoordeelt het publiek een debat op eigen, deels onbewuste beleefdheidsnormen:- de ander laten uitspreken (niet interrumperen);- geen beledigende (persoonlijke) opmerkingen maken;- onderwerpen niet dermate versimpelen of sterk overdreven neerzetten waardoor ze geen recht meer doen aan de zaak;- vragen/opmerkingen adresseren in plaats van negeren;- matigen met aandringen, dus opmerkingen/ vragen niet blijven herhalen.
Interrumperen
Interrumperen wordt als onbeleefd beschouwd: je geeft de ander letterlijk niet de ruimte om vrijuit te spreken. Interrumperen is echter wel belangrijk om aan het woord te zijn en te blijven – hoe meer je aan het woord bent, des te groter de kans dat je je punt kunt maken. Bovendien kom je als een sterke persoonlijkheid naar voren: domineren betekent winnen. In de eerste lijsttrekkersdebatten was er veel kritiek op de vele interrupties – kijkers (en luisteraars) konden de debatten niet goed meer volgen. Daarmee wordt het interrumperen niet alleen onbeleefd tegenover de andere debaters, maar ook tegenover het publiek. In de latere debatten hebben debatleiders en lijsttrekkers hier extra op gelet.
Beledigende, persoonlijke opmerkingen
Beledigende en persoonlijke opmerkingen komen vaak voor in politieke debatten en worden volgens formele debatregels als niet sjiek beschouwd. Bij het grote publiek werken ze echter vaak wel, bijvoorbeeld een uitspraak als ‘U liegt’, of: ‘Na twintig jaar in de politiek heeft u er nog niets van begrepen’. Het op de man spelen heeft al snel iets lachwekkends. Hoewel humor een felle uitspraak kan verzachten, wordt iemand soms toch regelrecht voor schut gezet. Daarmee riskeert de debater om – ook al krijgt in eerste instantie hij de lachers op zijn hand – aan sympathie in te boeten.
Issues versimpelen, sterk overdrijven
In de politiek gaat het vaak over ingewikkelde zaken die voor de gewone man of vrouw zonder dossierkennis niet hele maal te bevatten zijn. Het is dan aantrekkelijk om een issue heel versimpeld of sterk overdreven en zonder enige nuance naar voren te brengen, bijvoorbeeld ‘windmolens draaien niet op wind, maar op subsidie’. Dit scoort goed bij het publiek, maar doet af breuk aan de veelzijdigheid van het onderwerp en de opponent die het in al z’n facetten probeert te behandelen.
Vragen/opmerkingen negeren, of zelf opmerkingen/vragen blijven herhalen
Niet ingaan op een vraag die wordt gesteld of een opmerking die wordt gemaakt, is onbeleefd. Je doet daarmee de uitspraak van de ander teniet, alsof deze geheel niet geuit is. Uiteraard doen debaters dat bij vragen en opmerkingen die hen eigenlijk niet goed uitkomen. Negeren en snel ergens anders over praten, lijkt hen dan een nuttiger besteding van de krappe tijd die vaak gesteld wordt aan een repliek. Het staat veel beleefder om een bruggetje te maken door wel even het punt aan te raken, maar het vervolgens direct om te buigen naar waar je het eigenlijk over wilt hebben - menig politicus leert deze techniek in een mediatraining.Zelf aandringen door vragen of opmerkingen te blijven herhalen, is echter ook onbeleefd. We zagen het vaak bij onderwerpen die een breekpunt zouden kunnen vormen: ‘Blijft de aow-leeftijd bij jullie op 65 ja of nee?’ Je dwingt daarmee de ander te reageren en dwang staat haaks op beleefdheid - dat was immers de ander ruimte toestaan. Toch zal het publiek zich aan deze vorm van vasthoudendheid niet altijd storen, omdat het ook graag wil dat een politicus duidelijk is en niet langer om een punt heen blijft draaien.
Wat maakt iemand tot een goede debater?
Volgens de literatuur moet een goede debater z’n verhaal onderbouwd en met concrete, tastbare voorbeelden kunnen vertellen. Niet weifelen, snel kunnen denken en uit een aanval een tegenaanval kunnen maken. Wie in de verdediging blijft hangen, komt zwak over. Emotie tonen is goed als het niet gespeeld is - sowieso moet je vooral jezelf blijven. Je bent sterk als jouw punten onderwerp van gesprek blijven (agendasetting).
Rutte en Wilders versus Cohen en Roemer
Van de vier lijsttrekkers Rutte en Wilders aan de rechterkant, Cohen en Roemer aan de linkerzijde van het politieke spectrum, kwamen Rutte en Wilders sterk uit de debatten. Ze wisten hun eigen partijstandpunten helder neer te zetten en hielden daar ook aan vast. Wilders is welbespraakt en wist met concrete voorbeel den in begrijpelijke taal de boodschappen over te brengen. Hierbij bediende hij zich vaak van oversimplificaties, die goed aanslaan bij het publiek. Rutte diende kritiek direct van repliek door de aanval af te doen als onzin en daarna gelijk zijn eigen standpunt of partijprogramma voor het voetlicht te brengen of een felle tegenaanval in te zetten. Als persoon wekte Rutte daar niet veel sympathie mee op, maar hij dwong wel respect af door heel strak bij z’n boodschap te blijven. Wilders verwierf extra sympathie als iemand die zijn leven waagt voor zijn politieke opvattingen, toen hij tegenover Cohen heel persoonlijk werd: ‘Ik sta hier in een kogelvrij vest’. Rutte en Wilders waren beiden onbeleefd als ze issues te sterk versimpelden, op de man speelden, niet op vragen of opmerkingen ingingen en zelf hardnekkig bleven aandringen.
Roemer en Cohen overtraden de beleefdheidsnormen minder vaak, waarbij Roemer een sterkere debater bleek dan Cohen. Cohen en Roemer stapten beiden vrij groen in de verkiezingscampagne en beriepen zich op hun groenheid. Bij Roemer, die vóór de campagne een vrij onzichtbare figuur binnen de sp was geweest, kwam dat overtuigend en tegelijkertijd sympathiek over. Omdat Cohen al staatssecretaris en burgemeester van Amsterdam was geweest, verwachtte het publiek dat hij zijn mannetje wel zou staan; dat hij zich op zijn korte lijsttrekkerschap beriep werd een zwaktebod. Roemer wist met humor (‘u kunt niet beweren dat ik te vroeg gepiekt heb’) en beeldende oneliners (‘het geld van Henk en Ingrid gaat naar de dure villa van Frederik-Jan van hier tot ginder’) zowel zijn standpunt helder over te brengen als de sympathie van het publiek te veroveren.Cohen wist zijn boodschap niet kort en krachtig en met aansprekende voorbeelden te verkondigen. Ook kon hij zich niet gelijk een houding geven als hij de cijfers niet paraat had. Hij ging vaak te lang mee in de aanvallen en kritieken van opponenten, bijvoorbeeld door zijn reactie te beginnen met ‘Ik begrijp uw punt…’. Beleefd maar als je slechts 30 seconden hebt voor je repliek, een gemiste kans. Cohen leek later krachtiger te worden, maar soms leek het alsof hij schrok van zijn eigen verbale krachtdadigheid. In de verkiezingen wreekte zich het verschil tussen het politieke vak van de lijsttrekker die tegenstellingen moet aangeven, en het bestuurlijke vak van de burgemeester die tegenstellingen juist wil overbruggen.
Loont beleefdheid?
Onbeleefd zijn loont, in verkiezingsdebatten. Winnen, wat per definitie betekent: ten koste van de ander, hoort nu eenmaal bij een debat. Tegelijk mag je de sympathie van het publiek niet verspelen. Rutte zat met zijn felle aanpak op het randje, zo bleek uit reacties in de media, maar hij hield zijn algemene boodschap ‘we moeten bezuinigen, juist nu’ steeds helder en centraal, en in deze economisch uitdagende periode zullen veel kiezers die hebben onderschreven.Loont onbeleefd zijn in alle gevallen? Hoewel moeilijk aantoonbaar, ben ik ervan overtuigd dat de context waarin debatten zich afspelen van invloed is op de mate waarin beleefdheid binnen het verbale gevecht gewenst is. Was het centrale thema van de verkiezingen van 2010 niet ‘het hoofd bieden aan de economische crisis’ geweest, maar ‘etnische groeperingen in de samenleving nader tot elkaar brengen’, dan had het publiek Cohens minder strakke debatkwaliteiten misschien passend gevonden bij zijn beleefde benadering van het issue en de mensen: het had zijn geloofwaardigheid als bruggenbouwer en theedrinker versterkt.
Meer lezen over beleefdheid en debatteren
Braet, A. en L. Schouw (1998). Effectief debatteren. Noordhoff Uitgevers.Brown, P. en S. Levinson (1978). ‘Universals in language usage: Politeness phenomena.’ In: Goody, E.N., Questions and politeness. Strategies in social interaction. Cambridge University Press, p. 56-289.Geer, P. van der en S. Kroes (2009). Overtuigend debatteren. Alle technieken, tips en trucs. SDU.Waveren, M. van (2004). Interviewen. Onthullend en respectvol. Coutinho.