Klussen met gereedschap verbetert je taalgevoel

Stroop de mouwen maar op en haal je gereedschapskist maar van stal! Uit onderzoek blijkt immers dat klussen met gereedschap bijdraagt aan je inzicht voor zinsopbouw (ook wel syntax).

De ‘ontbrekende link’

Vroeger dacht men dat voor het begrijpen en beheersen van een taal een heel speciaal en afzonderlijk netwerk aan hersencellen vereist was. Inmiddels weten we beter. In 2019 vond een team van onderzoekers onder leiding van Alice Roy en Claudio Brozzoli een link tussen het handig zijn met gereedschap en het leren van woordjes. Deze link besloot hetzelfde onderzoeksteam onlangs verder uit te pluizen. Ze delen hun resultaten in het vaktijdschrift Science.

Het onderzoek

De Franse deelnemers aan het onderzoek kregen een aantal taken voor hun kiezen. Zo moesten ze met een 30 centimeter lange nijptang kleine pinnen in de juiste gaatjes steken. Een precisiewerkje dus, waarbij je je fijne motoriek gebruikt. Op een ander moment moesten de deelnemers simpele en complexe zinnen lezen en daar vragen over beantwoorden. Een zin als “de wetenschapper, die de dichter bewondert, schrijft een artikel” is makkelijker te begrijpen dan “de wetenschapper die de dichter bewondert, schrijft een artikel”. Wie bewondert nou wie? Een taak waarbij je inzicht in zinsopbouw (ook wel syntax) essentieel is dus. 

Bij zowel de fijn-motorische taken als de syntax-taken wordt in dezelfde mate hetzelfde hersengebied, de basale ganglia, geactiveerd. Dit hersengebied is betrokken bij bewegingscoördinatie, procedureel leren en emoties. De kern van dit onderzoek was dan ook de vraag of training van het ene verbetering zou kunnen brengen in de vaardigheid van het andere? Oftewel: zou het werken met gereedschap je begrip van zinsopbouw kunnen verbeteren, en andersom?

De testgroep ging eerst aan de slag met de syntax-activiteit, opgevolgd door de fijn-motorische taak en vervolgens afgesloten met nog een syntax-activiteit. Bij de controlegroep was er geen sprake van afwisseling van de syntax-activiteit met een motorische activiteit, of werd er afgewisseld met een minder fijne motorische taak. Wat bleek? In de testgroep, waarbij de deelnemers hun syntax-activiteit afwisselden met een fijn-motorische activiteit, werd er beter antwoord gegeven op de vragen bij de afsluitende syntax-activiteit dan de controlegroep. 

Klussen als hulp bij taalstoornissen?

Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek, ontwikkelen Roy en haar collega’s inmiddels speciale hands-on klustrainingen voor mensen met taalstoornissen – al kunnen er wel degelijk kanttekeningen worden geplaatst bij het onderzoek. Ondanks dat het onderzoek op het eerste gezicht een samenhang tussen het gebruik van gereedschap en taalbegrip illustreert, is taalwetenschapper Roel Willems immers kritisch op de taken die de deelnemers uit moesten voeren. “Ze vergelijken het doen van een motorisch werkje met gereedschap met dezelfde taak zonder handen. De link met syntax is dat het meenemen van de tang in de planning van de handeling een soort syntax is. Dan wordt de interpretatie lastig; kijken we naar een effect van syntax of moeilijkheidsgraad? Interessanter was geweest om mensen handelingen te laten doen die – net als in taal – bestaan uit sequenties met verschillende mate van hiërarchie.” Of daarmee hard kan worden gemaakt dat klussen met gereedschap bijdraagt aan taalbegrip, is dan dus nog maar net de vraag. “In deze studie is de neurale link goed te zien”, vertelt Willems in zijn interview met KijkMagazine, “maar of dat tevens hét bewijs is voor een co-evolutie van beide eigenschappen, vind ik nog te speculatief.”