Onderzoek: juristen schrijven onduidelijk

Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat advocaten hun documenten schrijven in taalgebruik die voor niet-juristen slecht te begrijpen is. Het onderzoek won de Ig Nobelprijs, een parodie op de echte nobelprijzen, voor onderzoeken waar men eerst om moet lachen, maar die ook aan het denken zetten.

Niet-standaard hoofdlettergebruik

En aan het denken zetten doet dit onderzoek. Amerikaanse contracten bevatten bijvoorbeeld veel niet-standaard hoofdlettergebruik, vaak teksten in CAPS. Meestal is het idee erachter juist voor leesbevordering. Want, is de redenatie, als belangrijke onderdelen van de tekst in hoofdletters staan, dan valt het de lezer eerder op. Toch wijst eerder onderzoek erop dat hoofdletters juist niet helpen bij een beter tekstbegrip. In juridische teksten wordt meer dan twee keer zo vaak hoofdletters gebruikt, dan in academische teksten.

Daarnaast schrijven juristen onbegrijpelijke zinsconstructies en gebruiken ze veel archaïsche woorden. Het jargon zou volgens onderzoekers prima vervangen kunnen worden door gangbaar taalgebruik. Toch kiezen juristen er bewust voor om contracten op te stellen die voor een leek slecht te begrijpen zijn.

Passieve zinnen

Verder wordt er in juridische contracten zeven keer vaker passief geschreven dan in niet-juridische teksten. Als kind leren we eerst actieve zinnen (Ik ga naar de supermarkt), voordat we passieve zinnen leren begrijpen (Ik word door de bus naar de supermarkt gebracht). Daardoor hebben we als volwassenen nog steeds meer moeite met het begrijpen van passieve zinnen.

De onderzoekers Eric Martinez, Francis Mollica en Edward Gibson namen de satirische prijs in de categorie Literatuur in ontvangst, bestaande uit 10 triljoen Zimbabwaanse dollar: een valuta die sinds de hyperinflatie in 2015 niet meer wordt gebruikt.

B1-teksten

Ook in Nederland bestaat discussie over de begrijpbaarheid van strafvonnissen. Geerke van der Bruggen, Neerlandica en veelal werkzaam voor de rechtspraak, schreef er in Tekstblad 1 van 2021 een artikel over. Volgens haar is het eerste probleem al: wat is begrijpelijk? Hoewel veel mensen ervanuit gaan dat een tekst op B1-niveau duidelijk zou zijn voor de gemiddelde Nederlander, is hier nog weinig onderzoek naar gedaan. Ook lijkt niemand het erover eens te zijn wanneer een tekst nou B1-niveau heeft bereikt. Van der Bruggen: “En zelfs als we wél betrouwbaar zouden kunnen vaststellen dat een bepaalde tekst op B1-niveau is geschreven – wat dus nog maar de vraag is – betekent dit nog niet dat we daarmee zeker weten dat die tekst ook begrijpelijk is.” Veel B1-tools meten namelijk alleen maar oppervlakkige tekstkenmerken zoals de complexiteit en lengte van woorden en zinnen.

Een experiment waarbij alleen de taal van strafvonnissen werd vereenvoudigd, laat dat goed zien. Lezers zonder juridische achtergrondkennis beoordeelden de herschreven versies op zich wel als begrijpelijk, maar begrepen er nog steeds bar weinig van. Door de begrijpelijker taal werd juist pijnlijk duidelijk dat de vonnissen voor leken veel te weinig informatie bevatten om de redenering van de rechter goed te kunnen volgen en dat de structuur voor hen ondoorgrondelijk is.

Juridische teksten begrijpelijk maken is mogelijk, volgens Van der Bruggen, maar daarvoor is meer nodig. “Na aanpassingen in stijl, structuur en inhoud bleek een bestuursrechtelijke uitspraak voor leken bijvoorbeeld veel beter te begrijpen. Bovendien voldeed deze versie nog steeds aan de juridische eisen.”