Afbeelding
Casinopensioenkapitalisme
Door: Felix van de Laar
FNV Bondgenoten wierp in 2011 met succes een frame in de strijd tegen het akkoord dat de top van de FNV had afgesloten in de Stichting van de Arbeid. Dat akkoord regelde onder andere de toekomst van de pensioenen van de werknemers in Nederland, en volgens FNV Bondgenoten was die toekomst zó onzeker dat ze de term casinopensioen in de strijd gooiden. Alsof de top van de FNV op volstrekt onverantwoordelijke wijze met de pensioenen aan het spelen was gegaan, analoog aan het casinokapitalisme van de banken. Hoe terecht was die beschuldiging? En hoe had Agnes Jongerius zich ertegen moeten verdedigen? Niet door de term zelf in de mond te nemen, want toen ze dat deed, lachte de spindoctor van FNV Bondgenoten in zijn vuistje. Doordat Jongerius het frame overnam, bevestigde ze het begrip en hielp er geen moedertjelief meer aan: het akkoord hield een soort casinopensioen in. Tendentieus framen bleek een effectieve manier om het tapijt onder iemand vandaan te trekken. Jongerius moest uiteindelijk het veld ruimen; de conflicten gingen veel dieper dan alleen dat casinopensioen. Ondertussen blijft de problematiek van de pensioenfondsen precies hetzelfde als die al jaren was. Ze moeten een aantal ballen tegelijk in de lucht zien te houden, zonder dat ze controle hebben over de weersomstandigheden.Op hun websites doen de fondsen manhaftige pogingen om uit te leggen hoe ze premies en pensioenuitkeringen en beleggingen met verschillende rendementsverwachtingen tegen elkaar af moeten wegen. Het enigszins eufemistische woordje risicovol – riskant klinkt zo riskant – komt vaak in die teksten voor, en voorzover het woord garantie erin staat, is het meestal in de context dat ze die voor de toekomst niet kunnen geven.
Schimmige rol
Vroeger durfden de grote pensioenfondsen dat best. In de begindagen van mijn ambtenarencarrière garandeerde het ABP mij een waardevast (voor de koopkracht geïndexeerd, dat is nog beter dan de inflatie) pensioen. Maar toen was de marktrente ook nog 8 of zelfs 12% – opa vertelt – en werd hun dekkingsgraad berekend op basis van een minimaal beleggingsrendement van 4%, dat ze op hun sokken haalden. Bij de huidige marktrente zijn ze allemaal onder hun vereiste dekkingsgraad gezakt. Maar ze willen zo graag hun deelnemers ter wille zijn; de werknemers en werkgevers zo laag mogelijke premies laten betalen, de gepensioneerden zo hoog mogelijke maandbedragen overmaken. En dus kondigde in december het pensioenfonds Zorg en Welzijn aan dat ze risicovoller móesten gaan beleggen omdat ze alleen zó dat doel kunnen bereiken (en valt het tegen, dan smeren ze het nadeel over tien jaar uit, fijn!). Je denkt: hebben ze het dan nog steeds niet geleerd? Door hun beleggingenbeleid spelen de pensioenfondsen nog steeds, dagelijks, hun eigen schimmige rol op de internationale financiële markten. Met ons geld, zonder onze controle. Jan Schaefer wilde begin jaren tachtig dat pensioenfondsen in zaken zouden beleggen die op zichzelf ook nuttig waren voor de mensen, ook als die wat minder rendement gaven. Duurzame projecten, bijvoorbeeld. Een beleggingsdeskundige van datzelfde ABP zei indertijd tegen me: geld zoekt altijd zijn hoogste rendement, net zoals water altijd de berg af stroomt. Ik heb het mezelf nooit vergeven dat ik vergat te vragen: hoe komt het water eigenlijk óp die berg!?