Afbeelding
Afbeelding van Ulrike Leone via Pixabay
Wijzer stemmen
Steeds meer kiezers bepalen elke verkiezing opnieuw welke partij het beste bij hen past, maar dat wordt lastiger naarmate het aantal partijen groter is en de ideologische scheidslijnen minder helder zijn. Politieke stemhulpen, zoals Stemwijzer en Kieskompas, proberen bij de keuze tussen partijen te helpen. Het idee achter stemhulpen is dat kiezers via een leuk, quiz-achtig instrument worden uitgedaagd om over actuele kwesties na te denken en zichzelf zo ten opzichte van de politieke partijen in die verkiezing te positioneren. Maar bereiken stemhulpen eigenlijk wel díe groepen kiezers die het hardste een stemhulp nodig hebben?
Door Bregje Holleman en Naomi Kamoen.
In het NWO-programma Begrijpelijke Taal hebben wij samen met communicatiewetenschappers Jasper van de Pol en Claes de Vreese (Universiteit van Amsterdam) onderzoek gedaan naar de effecten van stemhulpen. We onderzochten het gebruik van stemhulpen tijdens vier verschillende verkiezingen: de Tweede Kamerverkiezingen van 2012, de Gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en de Provinciale Statenverkiezingen, de Waterschapsverkiezingen en de Europese verkiezingen van 2015. In deze onderzoeken werkten we samen met verschillende maatschappelijke partners, zoals Kieskompas, de gemeentes Utrecht en Gouda, en de provincie Utrecht.
Verschillende typen gebruikers
Tijdens de landelijke verkiezingen van 2012 verzamelden we gegevens om een typologie van stemhulpgebruikers te maken. Wie zijn toch die mensen die stemhulpen gebruiken, en waarom doen ze dat? Om daarachter te komen kregen alle gebruikers van Kieskompas een pop-up op het scherm met vragen over onder meer hun reden voor het stemhulpgebruik en persoonskenmerken. Met deze gegevens kon een onderscheid worden gemaakt tussen grofweg drie typen gebruikers van stemhulpen. Checkers (58% van de gebruikers) zijn heel geïnteresseerd in politiek en bekijken een stemhulp voor hun plezier, vooral om te checken of de stemhulp naar hun idee goed is. Doubters (10%) en seekers (32%) zijn echt op zoek naar informatie en naar een stemadvies. Daarbij blijken de doubters erg cynisch over de politiek en de kans bestaat dat zij uiteindelijk niet stemmen. Seekers daarentegen zijn wel van plan te gaan stemmen omdat zij geloven dat hun stem er wel degelijk toe doet.
Bij landelijke verkiezingen worden de verschillende partijstandpunten in landelijke media tamelijk breed uitgemeten. Maar bij lokale verkiezingen is er minder media-aandacht en zijn stemhulpen een veel belangrijkere bron van informatie over die standpunten. Daarom hebben we dit onderzoek herhaald bij zowel de Gemeenteraadsverkiezingen, de Provinciale Statenverkiezingen als de Waterschapsverkiezingen.
Bij die verschillende verkiezingen zien we dat steeds dezelfde drie typen stemhulpgebruikers te onderscheiden zijn. De proporties van die groepen verschuiven echter: bij de Waterschapsverkiezingen en de lokale verkiezingen zijn er veel meer seekers (rond de 50%) dan bij de landelijke verkiezingen (32%). Bij de Provinciale Staten-verkiezingen zijn de verhoudingen ongeveer vergelijkbaar met de landelijke verkiezingen. De relatief grote proportie checkers bij deze verkiezingen (55%) is waarschijnlijk te verklaren uit het feit dat dit niet alleen lokale verkiezingen zijn, maar ook indirect Eerste Kamerverkiezingen, waardoor men meer stemt aan de hand van nationale thema’s dan van provinciale issues. Kortom, vooral bij de Waterschapsverkiezingen en de Gemeenteraadsverkiezingen bereiken stemhulpen de burgers die ze het liefst willen bereiken: de seekers. Deze groep gebruikt de stemhulp immers om meer informatie in te winnen over de politieke partijen en hun standpunten en dat is precies wat stemhulpen beogen. Tijdens verschillende verkiezingen onderzochten we ook in welke mate kiezers de politiek beter begrijpen door hun gebruik van de stemhulp. De stemhulpen lijken in die vergelijkingen het grootste effect te hebben bij de seekers: zij hebben na het gebruik van de stemhulp het gevoel dat ze meer begrijpen van de politiek en zij laten zich in hun stemkeuze vaker leiden door het advies dan de andere typen gebruikers. Wij konden in ons onderzoek echter niet aantonen dat dit toegenomen zelfvertrouwen ook samenging met meer feitelijke kennis: stemhulpgebruikers konden de standpunten van partijen niet beter identificeren na hun stemhulpgebruik.
Constructie van de stemhulp
Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen hebben we op basis van observaties en diepte-interviews ook het proces van het maken van een stemhulp in kaart gebracht. Stemhulpen komen tot stand door intensief overleg tussen alle deelnemende partijen in een verkiezing, de griffier, en de stemhulpbouwer. De selectie en de formulering van stellingen zijn daarmee een product van een complexe interactie tussen de verschillende betrokkenen. Partijen blijken erg te verschillen in hun voorbereiding op de stemhulpconstructie: sommigen blijken uitvoerig te hebben nagedacht over de inhoud en formulering van stellingen, andere partijen hebben wel ideeën over de inhoud van stellingen, of minstens over globale thema’s die aan de orde moeten komen, maar vinden de formulering ervan niet belangrijk. Zie figuur 1.
Figuur 1. Voorbeeld van een stelling uit Kieskompas (gemeente Utrecht 2014)
Variatie in vraagstelling en kopjes
Een belangrijke vraag is in hoeverre de formulering van een vraag in een stemhulp de gegeven antwoorden beïnvloedt, en daarmee het stemadvies. In een ander deelonderzoek omtrent de gemeenteraadsverkiezingen in Utrecht hebben we dat onderzocht. Naast de variant die Kieskompas samen ontwikkelde met de politieke partijen, waren er vier experimentele stemhulpversies. In twee van die versies was de richting van de vraag gevarieerd, deze kon positief zijn (zoals in ‘Het leefbaarheidsbudget moet worden gehandhaafd’) of negatief (‘Het leefbaarheidsbudget moet worden afgeschaft’). Verder waren er twee versies die verschilden in de insteek van de vragen via de formulering van de kopjes: de vraag over het leefbaarheidsbudget stond dan in de ene versie onder een kopje ‘economie’ en in de andere onder ‘sociaal beleid’. Zo’n 38.500 gebruikers vulden de stemhulp in en kregen daarbij op basis van toeval één van de stemhulpvarianten toegewezen. Vooral de variatie in positieve of negatieve formulering van de vragen bleek van invloed op de antwoorden. Stemhulpgebruikers zijn het vaker oneens met de negatieve stelling, dan eens met de positieve equivalent. Hierdoor lijkt iemands mening dus positiever als de vraag negatief gesteld staat. Dit geldt vooral voor gebruikers met een wat lagere political sophistication, een maat die een combinatie is van opleidingsniveau en politieke interesse. Dit betekent dat de formulering van stemhulpvragen de antwoorden en het stemadvies het meeste beïnvloedt bij degenen die het stemadvies ook het meeste nodig hebben… Nader onderzoek is nog wel nodig: als de partijpositionering door de experts van Kieskompas op dezelfde manier wordt beïnvloed door de vraagformulering als de antwoorden van de stemhulpgebruikers, blijft het stemadvies netto gelijk.
Veel te winnen
In een ander deelonderzoek observeerden we gebruikers terwijl ze met een stemhulp bezig waren, om te zien in hoeverre men de formuleringen van stellingen en het resultatenscherm van de stemhulp begrijpt. We vroegen kiezers hardopdenkend een stemhulp van Kieskompas of Stemwijzer te gebruiken. In een hardopdenkonderzoek verbaliseren proefpersonen hun gedachten terwijl ze een taak uitvoeren, zoals het invullen van een stemhulp. In een hardopdenkstudie onder zestig stemhulpgebruikers rondom de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 in Utrecht bleek zo’n 20% van de stellingen tot expliciet geverbaliseerde begripsproblemen te leiden. Zei figuur 2.
Figuur 2. Tijdens het hardopdenkonderzoek werden de gebruikers gefilmd en werd hun spraak opgenomen.
Semantisch versus pragmatisch onbegrip
In ongeveer eenderde van die gevallen kwam het onbegrip door een zogenoemd pragmatisch probleem. Dit betekent dat de gebruikers de semantische inhoud van de stelling weliswaar begrepen, maar niet genoeg achtergrondkennis van de situatie hadden om zich een gepast oordeel te kunnen vormen. Als bijvoorbeeld in de stelling stond dat een bepaald gemeentelijk budget opgehoogd moest worden, vroegen gebruikers zich af hoe hoog het dan nu was.
Daarnaast ontbrak het stemhulpgebruikers dikwijls aan semantische kennis van in de stelling genoemde concepten (ongeveer tweederde van de begripsproblemen). Die concepten waren dan vaak belastingen of gemeentelijke termen, zoals ‘hondenbelasting’ of ‘leefbaarheidsbudget’. Ook het noemen van een locatie (bijvoorbeeld in de stemhulp van de gemeente Utrecht: ‘Polder Rijnenburg’) veroorzaakte veelvuldig problemen. Zie figuur 3.
Figuur 3. Stellingen waar locaties werden genoemd, zoals in bovenstaand voorbeeld (Den Haag, 2014), bleken vaak begripsproblemen te veroorzaken
In de literatuur wordt gesuggereerd dat ook negaties in stellingen tot onbegrip leiden. Het was interessant om in dit onderzoek te merken dat stemhulpgebruikers stellingen met negaties zelf niet als moeilijker ervaren, maar soms wel – zonder dat zelf te merken – een antwoord kiezen dat diametraal in tegenstelling is met de mening die zij hardopwerkend formuleerden.
Wat doen stemhulpgebruikers bij onbegrip?
Mensen gebruiken een stemhulp uiteindelijk voor een goed stemadvies. Daarom verwachtten we dat de invullers optimaal gemotiveerd zouden zijn om de vragen in de stemhulp zo goed mogelijk te beantwoorden, en dat ze dus veelvuldig gebruik zouden maken van hulpbronnen als ze iets niet begrepen. Deze verwachting kwam niet uit: er werd nauwelijks iets opgezocht op het internet (1,5% van de geanalyseerde stellingen). Zie figuur 4.
Figuur 4. Antwoordopties bij Stemwijzer (Den Haag, 2014). Bij onbegrip worden antwoorden vaak gebaseerd op aannames
Wat doen gebruikers dan wel?
In ruim 60% van de gevallen waar sprake was van onbegrip, werd gekozen voor de middelste (neutrale) antwoordoptie of voor ‘geen mening’. Dit is beduidend vaker dan wanneer er géén problemen werden ervaren (ongeveer 10%). Het is in vragenlijsten in het algemeen een bekend verschijnsel dat het verschil tussen de opties ‘neutraal’ en ‘geen mening’ voor respondenten niet altijd duidelijk is. In een stemhulp is het antwoord ‘neutraal’ echter niet handig om te kiezen voor mensen die eigenlijk geen mening hebben: neutraal wordt door de stemhulpbouwers (en ook in andere vragenlijsten) geïnterpreteerd als ambivalent, als ‘noch voor, noch tegen’. Dat kan een hele sterke mening zijn… De optie ‘geen mening’ is bedoeld voor degenen die echt niets vinden over een issue. Als dat antwoord is gegeven, wordt het betreffende issue dan ook niet meegenomen in het stemadvies. Neutrale antwoorden worden wel meegenomen. Maar dit percentage van 60% betekent ook dat in 40% van de gevallen wél een mening werd gegeven, ook al begrepen de gebruikers de stelling niet. Vaak maken stemhulpgebruikers dan een aanname over de betekenis van een vraag voordat ze een inhoudelijk antwoord geven. Een voorbeeld: ‘Ik heb geen idee waar polder Rijnenburg is, maar een polder klinkt als iets dat wel vaak onderloopt, dus dan is het eigenlijk niet handig om daar huizen te bouwen.’ Of ’Bezuinigen op welzijnswerk…? Is welzijnswerk hetzelfde als vrijwilligerswerk? Ja dat zal wel.’ Het stemadvies wordt dus deels gebaseerd op stellingen waarop de gebruikers geen gegronde mening hebben gegeven.
Antwoorden voorspellen
In een vervolgstudie keken wij of we de problemen die we kwalitatief vaststelden bij relatief weinig gebruikers van de Utrechtse stemhulp, ook konden terugvinden in andere gemeentelijke stemhulpen, bij veel meer stemhulpgebruikers. We codeerden 1.020 stellingen van 34 gemeentelijke stemhulpen op de talige kenmerken die problematisch bleken voor de Utrechtse hardopwerkers. Omdat de hardopwerkers bij begripsproblemen relatief vaak ‘neutraal’ of ‘geen mening’ bleken te antwoorden, probeerden wij met de gecodeerde vraagkenmerken ook bij de ruim 357.000 gebruikers van gemeentelijke stemhulpen een toename in ‘neutraal’-antwoorden en ‘geen mening’-antwoorden te voorspellen.
Op de 1.020 stellingen werd gemiddeld 2% ‘geen mening’ geantwoord, en 18% ‘neutraal’. In de tabel hierna staan voorbeelden van vraagkenmerken die wij codeerden, met de toename van het aantal ‘neutraal’-antwoorden en ‘geen mening’-antwoorden die daarmee verbonden is.
In de tabel is te zien, dat alle tekstkenmerken die in het hardopwerkonderzoek problematisch bleken, ook in de grotere dataset verbonden zijn met meer ‘geen mening’ en/of meer ‘neutraal’-antwoorden. Hiermee zijn deze kwantitatieve resultaten over de grotere set stemhulpen en grote groep stemhulpgebruikers mooi in lijn met wat we bij de kleinere groep hardopwerkende Utrechtse gebruikers vonden.
Het is interessant om te zien dat zich een soort rolverdeling tussen de antwoordopties ‘neutraal’ en ‘geen mening’ lijkt af te tekenen. De antwoordoptie ‘geen mening’ werd beduidend vaker, ruim twee keer zoveel, gekozen als een stelling een geografische locatie bevatte. Het gebruik van eigennamen, belastingnamen of gemeentelijk jargon leidde steeds alleen tot een toename in het aantal ‘geen mening’-antwoorden. Daarmee lijkt het erop dat semantische begripsproblemen vooral tot ‘geen mening’ leiden, terwijl pragmatische begripsproblemen vaker verbonden zijn aan ‘neutraal’. Dat is op zich te begrijpen: als een gebruiker niet weet wat ‘hondenbelasting’ is, kan hij of zij geen enkele informatie over dit issue ophalen uit het langetermijngeheugen en moet hij dus wel ‘geen mening’ antwoorden. Als de gebruiker daarentegen semantisch wel weet wat deze belasting inhoudt, maar niet weet hoe hoog deze nu is, zal hij of zij wel allerlei informatie en evaluaties over hondenbelasting kunnen ophalen, maar is deze kennis niet specifiek genoeg om een ‘eens’- of ‘oneens’-antwoord te kunnen geven. In dat geval wordt wellicht een toevlucht gezocht tot ‘neutraal’.
Het is voor het eerst dat deze rolverdeling tussen ‘geen mening’ en ‘neutraal’ voor verschillende typen begripsproblemen gevonden wordt. Het zou interessant zijn om dit verder te onderzoeken, want op basis daarvan kunnen we adviezen geven voor het formuleren van vragen of voor het interpreteren van de antwoorden.
Implicaties voor de praktijk
Stemhulpen zijn een goudmijn voor vervolgonderzoek. Hoe dragen ze precies bij aan de politieke geletterdheid van hun gebruikers? Er moet nog veel beter worden onderzocht of, hoe, en hoelang, stemhulpgebruik de politieke kennis van gebruikers doet toenemen. En hetzelfde geldt voor hun vertrouwen in de eigen kennis.
De voorlopige conclusie? Een deel van het stemadvies wordt gebaseerd op stellingen die gebruikers eigenlijk niet (helemaal) begrijpen. Daarom concluderen wij dat er nog veel te winnen valt door de stellingen begrijpelijker te formuleren. Daartoe moeten gemeentelijke termen, namen van belastingen en specifieke locaties vermeden worden. Als dat niet mogelijk is, zouden meer doorklikmogelijkheden voor uitleg binnen de stemhulp moeten worden aangeboden. Daarnaast zou er uitleg gegeven moeten worden over de bedoelde betekenis van de antwoordopties in stemhulpen. Wij adviseren stemhulpgebruikers om in geval van onbegrip vooral voor ‘geen mening’ te kiezen, omdat neutrale antwoorden worden meegenomen in de berekening van het stemadvies. Aangezien stemhulpen voor miljoenen mensen een waardevol hulpmiddel zijn in verkiezingstijd, zal het zeker lonen om deze instrumenten verder te verbeteren.
Tot slot
Wij wensen u veel wijsheid toe bij de komende verkiezingen. Als u optimaal wilt ‘seeken’, vul dan niet één, maar meer stemhulpen in. Blijf niet hangen bij de constatering dat de ene stemhulp een ander resultaat voor u opleverde dan de andere (dat zou een ‘checker’ wellicht doen), maar verken de oorzaken. Elke stemhulp heeft net andere issues geselecteerd, en heeft de issues of de antwoordopties anders geformuleerd. Maar elke stemhulp biedt u vele mogelijkheden om uw standpunt met die van de politieke partijen te vergelijken, en zo te achterhalen op grond van wélke antwoorden u bij een bepaalde partij uitkwam, en of het resultaat onveranderd blijft als u bepaalde issues als ‘belangrijk’ selecteert. Alleen dan zal uw stemhulpgebruik leiden tot echt ‘wijzer stemmen’.
Dit artikel is gepubliceerd in Tekstblad nr. 1 2017.