Afbeelding

handgebaren.jpeg

Handgebaren van sprekers zijn een taal op zich

Handgebaren taal Niet alleen doven en slechthorenden gebruiken gebaren: eigenlijk maakt bijna iedereen gebruik van handgebaren tijdens het spreken. Denk bijvoorbeeld aan een duim opsteken of naar iemand wijzen. Tot nu toe was er in taalkundig onderzoek echter nauwelijks aandacht voor deze handgebaren. Kasper Kok van de Vrije Universiteit van Amsterdam bracht hier verandering in en onderzocht de rol van gebaren binnen de grammatica. Hij kwam tot de conclusie dat handgebaren een taal op zich zijn mét een eigen grammatica.

Het onderzoek

Koks proefschrift heet ‘The Status of Gesture on Cognitive-functional Models of Grammar’. Op dit proefschrift promoveerde hij op 18 januari 2017 cum laude aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het onderzoek bestond uit een theoretisch onderdeel en een experimenteel deel. Het doel van het onderzoek van Kok was om de cognitieve en functionele grammaticaleer te vergelijken om vervolgens te bepalen hoe deze twee theorieën aansluiten bij de rol van gebaren in cognitie en communicatie. Zo kon hij tevens inzicht krijgen in de functie van gebaren ten opzichte van taal.

Het begrip van gebaren onder leken

Het experimentele onderzoek bestond uit twee studies, waarin Kok het begrip van proefpersonen van handgebaren onderzocht. In het eerste experiment liet Kok proefpersonen video-opnames zien, waarin mensen een routebeschrijving gaven door een virtuele stad. In deze video’s was sprake van een combinatie van spraak en gebaren. Zo tekende een van de sprekers in de video een poort terwijl hij zei “een blauwe poort”. In het tweede experiment kregen de proefpersonen alleen handgebaren te zien en konden zij de spraak daarbij niet horen.

Kok vond dat er geen verschil was tussen de twee experimenten in hoe de proefpersonen de gebaren interpreteerden. Het enige verschil was dat de proefpersonen meer zeker waren van hun interpretatie van een gebaar als dit ondersteund werd door spraak. Het lijkt er dus op dat gebaren een betekenis hebben die losstaat van wat iemand zegt. Anders waren de proefpersonen immers niet in staat geweest om gebaren zonder spraak erbij te interpreteren. Kok concludeerde op basis van deze experimenten dan ook dat gebaren op zichzelf communicatieve functies kunnen hebben die veel weg hebben van de functies van elementen in taal.

Welke woorden komen voor met gebaren?

Ook onderzocht Kok welke woorden het vaakst en het minst vaak gepaard gaan met een handgebaar. Hij kwam erachter dat gebaren vooral voorkomen bij woorden waar nadruk op ligt, zoals zelfstandig naamwoorden, bijwoorden en voorzetsels. Functiewoorden, zoals persoonlijk voornaamwoorden en opvulwoordjes (denk aan ‘uhm’), komen daarentegen bijna nooit voor in combinatie met een handgebaar. Deze resultaten wekken de indruk dat gebaren wel een duidelijke relatie hebben met gesproken taal. Van een direct verband tussen één woord of zin en een gebaar is volgens Kok echter geen sprake.

Conclusie

Kok concludeert dat gebaren talige eenheden zijn die deels afhankelijk en deels onafhankelijk zijn van spraak. Ook stelt hij dat onderzoekers handgebaren zouden moeten meenemen in de grammaticatheorie, omdat handgebaren systematisch en op verschillende niveaus bijdragen aan gesproken communicatie. Er is geen een-op-eenrelatie tussen taal en gebaren, maar er zijn veel verschillende soorten relaties tussen een gebaar en wat iemand zegt.

Bron

Het onderzoek is te lezen in het proefschrift van Kasper Kok met de titel ‘The Status of Gesture on Cognitive-functional Models of Grammar’.